Het was zo’n 20 jaar geleden. Ik woonde in zo’n groezelig studentenhuis in hartje Leiden. Samen met twee andere studentes.
En we hadden bedacht dat het een goed idee zou zijn om een huiskat te nemen. Samen met Francisca, mijn huisgenootje nam ik de trein naar Gouda en in het asiel kozen we uit een nestje het meest zielige snoezepoesje uit (“ach gossie, anders wil niemand anders haar”).
Binnen een paar weken veranderde het schattige pluizenbolletje, ondertussen tot ‘Loesje’ gedoopt, in een heuse terrorkat.
Loesje klom in de gordijnen, verhief het graven van tunnels in plantenbakken tot hogere kunst en pieste het hele huis onder. En als je te dicht naast je vriendje op de bank zat, zette ze uit onverwachte hoek, met al haar nagels op scherp, de aanval in op het vriendje. Jaloers als ze was.
Op een dag werd de kattengeur te sterk en we besloten dat de bank eruit moest.
Nu hadden wij zo’n smalle trapopgang om in ons (boven)huis te komen. Ik weet niet hoe we de bank ooit binnen hadden gekregen, maar het was gelukt, dus eruit zou ook lukken. Vol vertrouwen sleepten we het gevaarte naar het trappengat en gaven hem een klein zetje; de wet van Newton zou zijn werk doen. Het ging even goed; totdat hij halverwege met een oorverdovende klap vast kwam te zitten.
En hoe we ook wurmden, er was geen beweging meer in te krijgen. Maar erger nog: er kon niemand meer in of uit. En de buitendeur, beneden aan de trapopgang, was dicht.
We zaten vast.
Geen prettig gevoel. Was het paniek? Was het schrik? Even dacht ik dat het nooit meer goed kwam.
Dat gevoel ken je vast: dat het nooit meer goed komt. Op momenten dat je even helemaal vast zit. Zeker als het niet de eerste keer is.
En soms vergeten we dan dat het hele leven een ontwikkeling is, een reis, waarbij je soms je neus stoot tegen een muur. Dat betekent alleen niet (gelukkig!) dat je dan de rest van je leven tegen die muur zit aangeplakt…
Mits je de moed hebt je om te draaien en terug te veren in de júiste richting. Moet je wél weten welke richting dat ís.
Na een paar minuten van de schrik te zijn bekomen, gingen alle radartjes draaien. Uiteraard zouden we niet in dit huis wegkwijnen totdat we een stel verpieterde en oude besjes waren.
Er móest een oplossing zijn.
Natúúrlijk was het bellen van één van de vaders onze eer te na.
Moesten we dan een aantal knappe brandweermannen bellen die ons met een kettingzaag zouden komen bevrijden?
Of toch beter de huisbaas? Denkend aan onze protestbrieven in antwoord op zijn aangekondigde huursverhoging, rees het vermoeden dat de gunfactor op redding vanuit die hoek wat lager lag.
Natuurlijk kwam het uiteindelijk goed. We belden een paar vrienden met stevige spierballen, lieten hen het ruitje van de buitendeur inslaan, zodat ze bij de trapopgang konden en na een hoop gesjor heen en weer, kwamen er steeds meer zonnestralen langs de bank naar boven. Opeens was er een doorbraak en landde hij op de vloer.
Wat een opluchting.
En precies die doorbraak gun ik jou ook als je het gevoel hebt vast te zitten. Want soms lijkt het alsof het nooit meer goedkomt met je. Zeker als het niet de eerste keer is dat je het gevoel hebt bijkans te stikken. In de baan die je hebt, of de omstandigheden die er zijn. En natúúrlijk is dat gevoel niet te vergelijken met het huis-tuin-en keukenprobleem met mijn bank.
Of toch wel?
Want wat of wie heb jij nodig om uit je benarde positie te komen? Neem je genoegen met het vooruitzicht dat ‘dit het nu eenmaal is’, of ga je op zoek naar manieren om hieruit te komen?
Mag ik je een suggestie doen? Bekijk eens de gratis training ‘Ontdek wat je wilt’ en ontdek wat ervoor nodig is om in beweging te komen en écht te gaan L.E.V.E.N. Zodat je af kunt van dat gevoel ‘is dit het nou’.
Hoe het met terrorkat Loesje is afgelopen? Na 10 jaar en vele mislukte pogingen tot heropvoeding, vond ik het contract met het asiel, waarin stond dat ik haar altijd terug mocht brengen, mocht het niet gaan. Er stond geen geldigheidstermijn bij.
Ze keken even gek toen ik haar kwam brengen en het vodje van het contract liet zien
“Zou u niet eerst een kattenpsycholoog proberen?”
N.E.E.
Als ik ooit nog een kat neem, ga ik in het asiel een oudje uitzoeken, met een ‘goede staat van kattendienst’.
Nog een mooie week met veel doorbraken!
Nelleke
Geef een reactie